Lang voor corona tijd reed ik een demente dame naar de dagbesteding die iedere rit mijn andere passagiers van streek maakte door gedurende de hele rit te jammeren en te roepen dat ze dood wilde. Ze was verder niet aanspreekbaar, wist niet of ze kinderen had en wist ook haar eigen naam niet meer. Ik ging navraag doen bij dagbesteding en thuiszorg en kwam er achter dat ze 2 kinderen heeft die haar toch zeker met enige regelmaat bezoeken. Misschien dat ik buiten mijn boekje ging door ook na te vragen of er iets bekend was over een euthanasie verklaring en of de huisarts op de hoogte was van haar wens. Het leek mij dat er sprake is van ondraaglijk lijden als iemand dag in dag uit de hele dag aan het roepen en jammeren is dat ze het niet meer ziet zitten. Het bleek inderdaad zo te zijn dat er in de loop van de tijd over haar wensen met betrekking tot levensbeëindiging was gesproken. Wat ook naar voren kwam was dat haar autistische zoon dat niet zag zitten. Nu ze wilsonbekwaam was geworden door haar dementie, kon er eigenlijk niet meer gehandeld worden. Inmiddels wist ik ook de naam van haar zoon. Ik kreeg er een beeld bij. Iemand die iedere avond bij zijn moeder op bezoek kwam maar die dan niet gezellig bij zijn moeder ging zitten, maar die opgeslokt in zijn eigen wereld voor de TV hing of computerspelletjes speelde. En het was duidelijk dat moeder het niet meer trok.
De eerstvolgende rit was het weer zo ver. Een hele bus vol jammerende oudjes aangestoken door deze mevrouw. Eén van hen sprak me aan en zei: “Mw X is echt heel erg overstuur hoor. U kunt zo niet verder rijden”.
Dat vond ik eigenlijk ook. Als chauffeur ben ik mede verantwoordelijk voor de sociale veiligheid van mijn passagiers. Pesten wordt niet getolereerd onder schoolkinderen, en ik vond dat dit ook niet kon. Ik sprak mijn andere passagiers geruststellend toe dat ik nu niet anders kon dan doorrijden en dat ik na aankomst bij de dagbesteding eens rustig met deze mevrouw zou gaan praten. Dat scheelde. Iedereen werd rustig met uitzondering van de bewuste dame. Die bleef gedurende de half uur durende rit roepen en jammeren.
Nadat ik bij aankomst iedereen naar binnen had gebracht, ging ik rustig naast deze mevrouw in de bus zitten. Deze keer kon ik het gesprek wat concreter openen. Ik vroeg niet of ze kinderen had maar kon direct de naam van haar zoon noemen. Nu reageerde ze wel alert en opmerkzaam. Geïnteresseerd keek ze me recht aan. Ik vertelde haar dat ze misschien wel een doodswens heeft maar dat ik er achter was gekomen dat haar zoon Y haar nog nodig heeft en dat het daarom haar tijd nog niet was. Ze had een super heldere blik in haar ogen gekregen en vroeg: “Echt waar”? “Dat wist ik niet”.
Ik: “Jij kunt niet gaan zolang je zoon jou nog nodig heeft. Wat je wel kunt doen, is met je zoon bespreken waar jouw behoeften liggen, dat je oud en moe bent en dat jij het gewoon niet langer kan dragen. Dat kun je gewoon in gedachten doen vanuit je hart. Daarnaast kun je ook hulp van boven vragen of ze voor je zoon willen zorgen als jij er niet meer bent.”
Ik voelde heel veel verdriet bij haar naar boven komen van een leven lang zorg om een autistisch kind. Haar ogen stonden echter kraakhelder. “Is het echt zo simpel”, vroeg ze me? Ik antwoordde bevestigend. “Goh, zei ze, wie had dat gedacht. Dat het leven zo in elkaar steekt”!
Ons gesprek was beëindigd en ze stapte geheel zelfstandig en kwiek de bus uit. ‘s Middags heeft ze niet 1x lopen roepen en jammeren en ook de daar op volgende weken was ze heel rustig. Niet meer in de heldere staat zoals tijdens ons gesprek maar ze stapte iedere dag gewoon zonder aarzeling in de bus als ik haar op kwam halen. Ze had nog een taak en daarmee zingeving, en de bron waar een moeder uit kan putten om voor haar kind te zorgen is kennelijk erg diep. Dementie doet daar niks aan af. Bewustzijn van de ziel blijft helder.