Soms heb je van die situaties. Ik dacht er weer aan toen ik een voormalige passagier tegen kwam op een instelling waar ze tegenwoordig woont. Ik dacht terug aan hoe ze daar terecht was gekomen. Ik haalde haar iedere dag op om naar de dagbesteding te gaan. Maar het ging steeds moeizamer. Ze woonde alleen, weduwe, had geen kinderen maar wel een moeder van in de 90 die er mentaal een stuk beter aan toe was dan zij maar helaas was die fysiek niet meer in staat om haar dochter te bezoeken of anderszins een oogje in het zeil te houden. Dus het kwam steeds vaker voor dat ze niet klaar stond en steeds meer in de war was. Bij navraag op de dagbesteding werd mij verteld dat thuiszorg wel degelijk langs was geweest om haar aan te kleden. Maar ze konden rooster technisch niet bij haar bijven totdat ik er was om haar op te halen. Hoe dat zit weet ik niet want op sommige andere adressen kan dat nl wel. Maar dan is er ook een familielid die zich daar tegenaan bemoeit. Deze mevrouw is overgeleverd aan zorgprofessionals en een casemanager van de gemeente. Ik vind dat schrijnend. Vaak kom ik geboren lieverds tegen in de zorg die zich het lot van hun cliënten persoonlijk aantrekken. En dat wordt dan soms als onprofessioneel gezien. Maar als je wérkelijk zorg op maat wilt leveren moeten we de definitie van professionaliteit toch nog maar eens herzien en benoemen hoe je de menselijke maat en waardigheid in de zorg waarborgt.
De regel is dat ik 3 minuten mag wachten op een passagier en daarna moet ik doorrijden. In die tijd moet iemand zijn jas hebben kunnen aantrekken en naar de bus zijn gestiefeld. Dat je daarna soms nog 5 minuten nodig hebt om iemand er in te hijsen en in de gordels te krijgen is een grijs gebied en dan klik ik maar alvast de rit aan. Bij deze mevrouw was het een kleine moeite om haar te helpen haar schoenen en jas aan te trekken, haar sleutels te zoeken en te controleren of ze haar medicijnen bij zich had. Die 3 minuten liepen steeds vaker uit, tot soms wel een kwartier. Gelukkig was zij altijd de eerste die ik ophaalde zodat ik de andere passagiers niet alleen hoefde achter te laten. Later ging ik haar helpen weer aan te kleden als ze zich had uitgekleed. Ik kwam daardoor ook boven op haar slaapkamer en ontdekte dat ze sliep onder een dekbed zonder overtrek. Ik ontdekte dat alle kasten leeg waren, geen dekbedovertrek, geen lakens en amper kleren. Een rare situatie. Toen viel me ook op dat er geen snuisterijtjes of persoonlijke bezittingen op een kastje stonden, nog wel een TV. Ik ontdekte dat zelfs de koelkast helemaal leeg was. Op de dagbesteding kreeg ze een warme maaltijd maar de andere maaltijden eten de deelnemers zelf thuis. Maar ik vond niets wat daar op wees. Alles leeg. Geen bakje yoghurt of brood of een pak melk. Niets. Ik had al meerdere keren aangegeven op de dagbesteding dat ik me ernstig zorgen maakte en vroeg wie hierin nu eigenlijk initiatief diende te nemen. De case manager van de gemeente kreeg ik toen als antwoord. Ja maar wie informeert dan weer die case manager ? De thuiszorg ? Wie zorgt zo wie zo voor opschaling van de zorg zoals dat dan zo mooi heet ? Enfin, er kwam niet echt schot in de zaak.
Toen besloot ik me te houden aan de regel van mijn werkgever. Ik wachtte 3 minuten voor de deur en toen niemand naar buiten kwam, ben ik door gereden. Heel snel erna werd ze opgenomen in hetzelfde gebouw waar de dagbesteding was. De laatste keer dat ik die mevrouw kwam ophalen voor de dagbesteding, trof ik een vriendin die had geholpen om haar laatste schamele bezittingen bij elkaar te rapen. Dat bleken toch nog een paar grote vuilniszakken te zijn. Die kon ze niet op haar fiets mee nemen. Of ik dat wilde doen. Geen probleem. Ik was allang blij dat de situatie nu min of meer was opgelost. Maar bij de dagbesteding waren ze helemaal niet blij. Want wie ging nu al die zakken naar boven dragen?
Pfffff, ik wenste ze sterkte met alles en ging naar mijn volgende rit. Die mevrouw op de fiets zou zo wel komen om haar vriendin te helpen installeren.
Ook na haar verhuizing deed deze passagier nog een tijdje mee met de activiteiten op de dagbesteding. Ze kwam naar me toe als ze mij met de bus weer zag aankomen met de andere deelnemers. Dan nodigde ze me uit om mee de stad in te gaan voor een lunch. Ze wilde me trakteren en bedanken voor alles wat ik voor haar gedaan had. Hoe zeer haar cognitieve vermogens ook waren aangedaan, dát wist ze dan nog wel. Nog afgezien van het feit dat ze niet eens meer zelf toegang had tot haar eigen geld, mogen wij in het kader van professionaliteit zo’n aanbod nooit accepteren natuurlijk. Maar in het kader van de menselijke warmte en gezelligheid had ik haar die lunch met liefde zelf cadeau gedaan. Het is er helaas nooit van gekomen en nu herkent ze me niet meer.
Ik kwam haar laatst weer tegen, bij een andere instelling waar ze nog meer zorg krijgt, met een gezellig restaurant. Ik overweeg een keer een kopje koffie met haar te gaan drinken ook al weet ze totaal niet meer wie ik ben. Sommige mensen kan ik niet loslaten.