Vanochtend zag ik J. Ik stond te wachten op zijn buurman die ik voor de ouderen dagbesteding kwam ophalen, toen een Ziderisbusje achter me parkeerde en toeterde. Kort daarop kwam J. naar buiten. Hij herkende me en zwaaide naar me. Het is zo leuk als je leerlingen die je ooit naar school hebt gebracht weer tegen komt. J. is een boom van een kerel geworden. Dat was hij al als 16jarige puber. Hij is zwaar autistisch en zat op een school voor zwakbegaafde leerlingen. Of hij dan ook werkelijk zwak begaafd is, weet ik niet. Het was wel lastig communiceren met hem omdat hij moeilijk duidelijk kon maken wat hij wilde of nodig had.
Eigenlijk was dat helemaal niet zo onduidelijk. Hij communiceerde niet met woorden maar met daden en dat werd vaak uitgelegd als lastig gedrag. Ik kende hem als een rustige jongen die ondanks de drukte in de bus zich niet gek liet maken. Het was zelfs zo dat ik een drukke apenkop die graag streken uithaalde naast hem had gezet in de hoop dat de rustige uitstraling van J. op hem zou afstralen. En dat was ook zo. Maar na een tijdje had J er moeite mee om ‘s ochtends in de bus te stappen. Zijn moeder werd er een beetje tureluurs van. Op een keer kwam ze naar buiten met de melding dat ik maar door moest rijden want ze kreeg hem niet in beweging. Hij had zich verstopt in de badkamer met de deur op slot. Ik ging echter met haar mee naar binnen en vroeg onder aan de trap aan J. of we even konden praten. Jaaaaaaaaa, brulde hij. Ok, een Morootje dacht ik, geactiveerd door een getriggerde terugtrek reflex. Daarbij komt veel adrenaline vrij en kan mensen afschrikken vanwege de vermeende agressie die de adrenaline lijkt op te wekken. Maar omdat J zich had opgesloten in het donker concludeerde ik dat het eigenlijk om een overprikkelde terugtrek reflex ging en hij beschermde zichzelf door in het donker te gaan zitten. Ik vroeg J. of ik naar boven mocht komen. Weer hoorde ik een bevestigend gebrul uit de badkamer komen. Terwijl zijn moeder angstig onder aan de trap bleef staan, ging ik rustig halverwege zitten. Ik vroeg hem wat er aan de hand was. “Jij bent boos op mij”, schreeuwde hij. Ik begon te graven in mijn geheugen. Ik reed dat jaar een drukke bus maar ik kon me niet herinneren dat ik ooit een aanvaring met hem had gehad. Maar opeens schoot me te binnen dat ik in mijn binnenspiegel regelmatig zijn buurman met apenstreken in de gaten hield om te kijken of dat goed ging en of J. het trok. En dan gebeurde het wel eens dat ik via de spiegel J. soms recht in zijn ogen keek. Dat is erg heftig voor iemand met autisme, realiseerde ik me. Het is bekend dat iemand met zo’n heftige vorm van autisme het niet verdraagt als je hem recht in de ogen aankijkt. Zij kunnen deze prikkel fysiek als een messteek ervaren wat een geheel nieuwe dimensie geeft aan de uitdrukking “als blikken konden doden”.
Dus ik legde J. uit dat ik helemaal niet boos op hem was maar dat ik zijn buurman met apenstreken in de gaten probeerde te houden via de spiegel. En dat als hij zo’n last daarvan had dat ik hem op een andere plek kon zetten zodat er geen oogcontactongelukjes meer zouden zijn. Dat vond hij een goed idee. Hij opende de badkamerdeur en kwam gedwee naar beneden. Zijn moeder was stomverbaasd. “Hoe wist jij nou dat hem dat dwars zat”, vroeg ze me? Tja, weten, weten, dat zijn zo van die ingevingen die je krijgt in de dynamiek met je passagiers. Het ging goed nadat hij met zijn buurman had geruild van plek en niet meer in direct oogcontact kwam met mij als ik in de achteruitkijkspiegel keek.
J. was de bus eigenlijk een beetje ontgroeid. Hij was een grote sterke puber die zijn energie niet kwijt kon en toe was aan meer vrijheid. Hij zou er veel aan hebben als hij naar school zou fietsen om zijn overtollige energie te lozen maar dat durfden zijn ouders niet meer aan. Dat was een rit van 10 km en meer dan eens was hij niet op school aan gekomen en werd hij door de politie ergens in een winkel terug gevonden. Ik opperde dat het misschien een idee was om hem te leren via de route over de grote weg naar school te fietsen. Dat was bijna een rechte lijn en dan zou hij geen afleiding hebben, want het was evident dat er een oplossing gevonden moest worden voor zijn frustraties en energie die hij niet kwijt kon. Ik had daar in de bus geen last van maar thuis bleek hij moeilijk te handhaven te zijn en zijn ouders waren heel bang dat dan uithuisplaatsing nog de enige optie zou zijn. Gelukkig was dat niet nodig. Zijn ouders legden mijn positieve ervaringen met hun zoon voor aan de gezinsbegeleiders en er werd besproken of het mogelijk was J. meer vrijheden en verantwoordelijkheden te geven. Vrij kort daarna kreeg hij een indicatie dat hij zelfstandig naar school mocht. Ik zag hem iedere ochtend over het fietspad langs de grote weg naar school fietsen. Hij fietste als een malle zo hard. Als hij me langs zag rijden, zwaaide hij altijd enthousiast en meer dan eens kwamen we bijna tegelijkertijd op school aan. Hij vond het fantastisch, door weer en wind.
Vanochtend zag ik een rustige jongeman instappen. Hij woont dus nog steeds thuis. Wat fijn. Ben nieuwsgierig of hij nog steeds zo sportief is en bij welk type dagbesteding hij terecht is gekomen. Wat me vanochtend opviel was dat hij me recht aankeek. Een mooie grote sterke stoere vent.