Terwijl ik mijn passagier vanochtend hielp instappen bij een instelling voor begeleid wonen hoorde ik iemand roepen. En het roepen hield maar niet op. Ik was echter nog gefocust op degene die bezig was met instappen dus ik schonk er niet direct aandacht aan. Maar toen mijn passagier eenmaal zat, keek ik op en ik zag iemand die ik niet kende. Ofschoon ze me wel aan iemand deed denken. Hoe lang was dat dan wel niet geleden ? Dat waren mijn beginjaren als chauffeur in zorgvervoer, alweer zo’n 15 jaar geleden. Ik haalde toen personen op bij diverse woonzorg instellingen en bracht ze naar hun werk op de sociale werkplaats. En eentje bewoog heel moeilijk. Ik schatte haar toen zo’n 45-50 jaar oud. Man, man, man, wat een geploeter iedere dag met in- en uitstappen. Totdat ik een keer merkte dat ze van haar zitplaats achterin plotseling vliegensvlug was uitgestapt om op de vrijgekomen plek naast de chauffeur te gaan zitten. Ik had toen nog een kleine bus. Je kon niet van binnenuit naar de voorste stoel omdat er enkel banken waren. Je moest dus opstaan, (zware) schuifdeur opendoen, deur weer dicht doen, voorportier open en hoppa daar zat ze naast me. Ik weet nog dat ik toen dacht: “Mijn hemel, ze beweegt eigenlijk heel makkelijk maar kennelijk heeft ze tegenzin om naar haar werk te gaan”. ‘s Middags ging het in en uitstappen inderdaad ook verdacht gemakkelijker. De postbus 51 jingle van de overheid uit de jaren ’90 schoot toen door mijn hoofd: “Als je denkt dat je werk anders kan, zeg het dan !”
Maar wat als je dat niet kan zoals deze dame met Down syndroom ? Voorin was ze een stuk gezelliger. Ze vertelde me over haar ervaringen met ex-vriendjes en dat ze geen polonaise meer aan haar lijf wilde. Ik kreeg akelige beelden in mijn hoofd van misbruik door medebewoners wat destijds regelmatig in het nieuws was. Ik kreeg de ongekuiste versie uit eerste hand te horen en op dat vlak kon ze dus gelukkig wel aangeven wat ze wel en niet wilde. Het was alleen een beetje sneu te constateren dat er voor haar geen leuke vriend meer was weg gelegd kennelijk want ze had het niet meer zo op vriendjes.
Ook hielp ze me de weg te wijzen. Er was 1 bepaald kruispunt waar ik structureel een blinde vlek op had zitten en dan nam ik iedere keer weer opnieuw de verkeerde afslag. Toen ze dat door kreeg, ging ze met haar armen zwaaien terwijl ze ondertussen door kwebbelde over van alles wat haar bezig hield. Net als een apron officer, je weet wel, zo’n mannetje op Schiphol met oranje pingpong achtige bordjes die vliegtuigen helpen bij het taxiĆ«n naar de juiste slurf. Na een week op die manier door het verkeer te zijn geloodst, had ik de routine te pakken. Ik weet nog dat ik toen tegen haar zei dat ze me niet meer de weg hoefde te wijzen omdat ik nu onderhand de juiste afslag door had gekregen. Als reactie legde ze toen haar hoofd op mijn schouder en begon te duimen. Dat ontroerde me enorm en is waarschijnlijk de reden waarom ik me haar ben blijven herinneren. Het ontroerde me omdat ik toen besefte dat het voor haar heel stressvol moet zijn geweest een nieuwe onervaren chauffeur gekregen te hebben. Toen ze eenmaal weer kon ontspannen, zakte ze ook echt helemaal in haar kindstuk. En dat vond ik dan eigenlijk ook weer een compliment.
Anyhow, aan deze persoon deed de dame die nu over het balkon hing te roepen, mij denken. Mijn passagier X begon zich nu ook te roeren. “Ja dat is Josje”, riep ze naar haar mede bewoonster. En tegen mij zei ze: “Ken je Y nog ?” Vaag begonnen belletjes te rinkelen. Ik geloof inderdaad dat die persoon van toen zo heette. Ik wist in ieder geval haar oude adres nog. Dat is vast de beroepsdeformatie en een chauffeurs tic. Namen vergeet ik maar huisnummers en adressen niet. En verroest, het bleek inderdaad om dezelfde persoon te gaan. Zij wist nog wie ik was en herkende me ook nog vanuit een hele rare invalshoek van boven naar beneden. Wat bijzonder weer om mijn dappere lieve “co-piloot” op dit nieuwe adres tegen te komen. Ze voelde veel beter op haar plek nu.