“Heb je dat gezien op het nieuws met al die vluchtelingen in zo’n klein dorp?” Dat was een paar dagen geleden de binnenkomer van één van mijn passagiers toen ik hem ophaalde om hem naar de ouderen dagbesteding te brengen. Hij doelde op de protesten van jongeren bij legerplaats de Harskamp tegen de komst van een grote groep vluchtelingen uit Afghanistan in hun dorp. Ik had er op dat moment nog niet veel van mee gekregen. De verontwaardiging van mijn passagiers ging uit naar de komst van die vluchtelingen. En met name de grootte van de groep en dat dat een potentieel gevaar zou zijn voor de lokale bevolking.
“Wat vindt u er van mevrouw?” Ik schrok op uit mijn gedachten en keek in mijn achteruitkijkspiegel. Wie vroeg dat ? Oh, die meneer die zich nogal opwond over dit nieuws item en ze hadden het er nog steeds over. Jeetje, wat moest ik daar nou van vinden? Vond ik er eigenlijk wel iets van? Aan mij heb je helemaal niks als het gaat om meningen. Ik zou ook een slecht bestuurder zijn. Ik ben ingetapt op de emotionele laag van mensen. Het is niet mijn taak om er iets van te vinden. Mijn taak is om mensen te vervoeren en tijdens het rijden de rust te bewaren. En dat kan ik wel. Dat doe ik met “verhaaltjes”. Verhaaltjes die overigens niet uit de lucht gegrepen en verzonnen zijn maar echt mee gemaakt.
“Noooou”, begin ik voorzichtig, “ik zou niet in de schoenen van die Afghanen willen staan”. “Dat is 1 ding wat zeker is”, beaamde de man die het onderwerp had opgeworpen op het moment dat hij de bus instapte. “Maar je weet nooit wat voor rotte appels er tussen zitten”, zei een ander. “Je moet wel je eigen kinderen beschermen”. De gemoederen liepen op. Zorgen om eigen huis en haard is natuurlijk legitiem en van alle tijden maar beschermen waar tegen en tegen wie? “Vroeger liepen er soldaten het dorp in voor een boodschapje, en nu zijn het deze mensen. Wat is het verschil?”, trachtte ik te sussen. Dat argument kwam niet aan. “Er wordt maar wat gedaan zonder dat er rekening wordt gehouden met het effect op de burgers die ze in hun achtertuin krijgen”, was de reactie. Het werd even stil in de bus. Tja, dat fenomeen in algemene zin is natuurlijk ook weer van alle tijden. Bestuurders die besluiten nemen zin meestal niet dezelfde personen als de mensen die de uitvoering van die beslissing moeten dragen.
Ik werd door latere berichtgeving bevestigd in mijn vermoeden dat de overheid het lokale bestuur en de bevolking had overvallen. Geen voorbereiding, geen communicatie, net zoals onze demissionaire regering zich ook liet overvallen door de noodzaak van de hele evacuatie an sich, pre-occupied als ze waren met hun eigen gesteggel over wie niet wilde samenwerken met wie. De meeste mensen hebben niet de luxe zich daarover uit te spreken als ze een collega treffen met wie ze niet door 1 deur kunnen, net zo min als ik passagiers kan weigeren die een mening hebben die mij niet aanstaat. Over het algemeen heb je het met elkaar te doen. In het groot en in het klein. Dat kan goedschiks en dat kan kwaadschiks. Ik prijs mezelf gelukkig dat ik vaak in de positie van goedschiks verkeer want de situatie waarin vluchtelingen verkeren toont wel aan dat je dat niet altijd voor het zeggen hebt.
We reden langs het centrale busstation. Een aantal jaren terug heb ik daar meerdere keren exotisch uitgedoste mensen verdwaasd en gedesoriënteerd zien rondlopen. Soms met helemaal niks en soms bepakt en bezakt. Mijn vermoeden werd altijd bevestigd dat hun bestemming het AZC was en dat ze totaal niet wisten welke kant ze daarvoor op moesten. De toenmalige lokatie van het AZC was een tocht van slechts een uur te voet want er reed geen bus langs. En dan moet je ook de weg kennen, want 1x een afslagje missen en de tocht duurt nog langer. Dat is tegenwoordig anders omdat de gemeente waar ik woon nu gebruik maakt van een andere lokatie voor de opvang van asielzoekers. Nog steeds ver weg van het centrum aan de rand van de gemeente, maar de lokatie is tenminste goed bereikbaar door een bushalte op redelijke loopafstand. Bijna dagelijks zie ik er een paar lopen vanuit het centrum met wat boodschappen. Te voet nog steeds een stevige wandeling van een half uur. Maar destijds was er dus slechts die ene verre lokatie. Ik besloot mijn passagiers van de dagbesteding te vertellen over mijn eigen ervaring “met die types”.
“Eén keer had ik een man mee genomen die zijn gezin voor het eerst sinds jaren weer zou zien”, begon ik te vertellen. Hij zelf had al een verblijfsvergunning en zijn gezin was nu ook eindelijk in Nederland in het kader van gezinshereniging. Hij had tassen vol kleren bij zich en wat kinderspeelgoed. Het duurde even voordat ik zijn situatie begreep. Hij kwam helemaal vanuit de Achterhoek en was met het OV al uren onderweg geweest. Als hij weer op tijd terug zou moeten om de laatste bus en trein nog te halen, moest hij na aankomst bij het AZC eigenlijk bijna direct weer rechtsomkeer maken. Dat vond ik zo sneu. Zijn kinderen kwamen al aangehold en het was een emotioneel weerzien. Ik had voor hem op de reisplanner gekeken hoe laat de laatste busverbinding in zijn woonplaats reed. Ik had de man mijn telefoonnummer gegeven en gezegd dat hij me moest bellen als hij weer terug wilde. Dan zou ik hem met de auto ophalen en naar het station brengen. Dat scheelde tijd zodat hij wat langer in gezelschap van zijn gezin kon zijn. Hij had me verrast en onzeker aangekeken, niet meteen begrijpend wat ik bedoelde. Als ik me niet aan mijn woord zou houden, zou hij stranden. Ik zag hem in zijn hoofd afwegingen maken. Hij besloot in het vertrouwen te gaan zitten en nam mijn aanbod aan. Dankbaarheid werd mijn deel maar daar deed ik het niet voor. “Ik word er blij van als ik een ander blij kan maken, zonder aanziens des persoons. En zeker als het mij zo weinig kost. Voor hem was het een groot gebaar maar ik heb hem weg gebracht, net zoals ik jullie nu ook wegbreng”, besloot ik mijn verhaal.
Daarna werd het weer een tijdje stil in de bus. We naderden de opvang. De man die zo opgewonden de bus was ingestapt, stond op. Hij was helemaal bij gedraaid. “Jaa”, zei hij op nadenkende toon terwijl hij uitstapte. “Zo kan het dus ook”.
Zo is het maar net. Ik ben niet vaak voor of tegen iets maar mijn eigen doel, nl mensen vervoeren en de rust bewaren, was ook deze rit in ieder geval weer bereikt.